week 30 - Oog in Oog
Thema van de week
Onverhoeds toont de verrezene zich.
De een na de ander voelt zijn nabijheid,
wordt getroost en ziet
hoe het nieuwe leven zich kan ontvouwen.
Wat ik verlang
Dat ik Jezus kan erkennen als mijn Heer
en zien hoe Hij mij nieuw maakt.
Ik plaats mij voor onze God die met zachtheid naar mij kijkt.
Muziek Tekst: Huub Oosterhuis, Melodie: Antoine Oomen, Zang: Trijntje Oosterhuis
Wek mijn zachtheid weer.
Geef mij terug de ogen van een kind.
Dat ik zie wat is,
En mij toevertrouw,
En het licht niet haat.
Spotify: https://open.spotify.com/track/2tpYf0VEMtdvfvEbIBXcNy?si=8690a669e128474f
Tekst: Johannes 21:2-13
Bij het meer waren bij elkaar: Simon Petrus, Tomas, Natanaël, de zonen van Zebedeus en nog twee andere leerlingen. Simon Petus zei tegen hen: “Ik ga vissen.” “Dan gaan wij mee”, antwoordden ze. Ze gingen dus op weg en klommen aan boord, maar die nacht vingen ze niets.
Petrus keert terug naar het oude leven — vissen, ’s nachts, zonder Jezus. Maar ondanks zijn inzet blijft het net leeg. Hij doet wat hij kent, maar het brengt geen leven. Herken ik dat? Dat ik dóórga, op eigen kracht, tastend in het donker — en toch niets vang?
Toen het intussen morgen was geworden, stond Jezus aan de oever, maar de leerlingen wisten niet dat het Jezus was. Hij riep hun toe: “Vrienden, hebben jullie soms iets te eten?” “Nee’, riepen ze terug, “ Werp dan het net uit, rechts van de boot,” zei Hij, “daar zul je wel iets vinden.” Ze wierpen het net uit, en er zat zo’n massa vis in dat ze niet meer bij machte waren het op te halen. Daarop zei de leerling van wie Jezus hield tegen Petrus: “Het is de Heer.”
Hij is er al, nog vóór de leerlingen Hem herkennen. Hij spreekt hen aan, geeft richting - maar pas als de netten zich vullen, als het leven terugkeert, zien ze: het is de Heer. Als ik terugkijk op mijn eigen leven, wanneer raakten mijn netten opnieuw vol? Op welk moment keerde de hoop terug, de richting, het leven? En wie stond er toen aan de oever — wie wees mij stilletjes de weg, sprak een woord, deelde iets van licht?
Nauwelijks had Simon Petrus gehoord “Het is de Heer”, of hij schortte zijn kiel op – het enige wat hij aan had- en sprong in het water, […]. Toen ze aan land waren gestapt, zagen ze dat er een houtskoolvuur was aangelegd, met vis erop en brood ernaast. Jezus zei tegen hen: “Breng wat van de vis die jullie zojuist gevangen hebben.” Simon Petrus ging dus weer aan boord en sleepte het net aan land. Het zat vol grote vissen, honderddrieënvijftig stuks, en ondanks die enorme hoeveelheid, scheurde het net niet. Daarna zei Jezus: “Kom nu en eet.”
Petrus springt zonder aarzelen, vol vertrouwen, het water in. Aan land wacht hem geen oordeel, maar een eenvoudig vuur, vis en brood — zorg en nabijheid. Durf ik met de ogen van een kind te kijken, verwonderd, open, zonder achterdocht? Zie ik in het alledaagse — een maaltijd, een gebaar, een stil vuur — ook het teken dat Hij er is?